vrijdag 22 januari 2016

Riesenschnitzel

Ik word altijd bijzonder opgewonden als ik naar een plek ga waar ik nog nooit geweest ben, waar ik zelf nooit iets aan den lijve heb ondervonden, maar wel veel over gehoord heb, in combinatie met de wetenschap dat ik er langere tijd zal verblijven.

KwaZulu-Natal in Zuid-Afrika was zo’n plek (zie mijn blogs over Durban), en Wenen is ook zo’n plek. Ik ben er nu een dagje of 3 voor een expert meeting aan de Universität Wien. In april en mei geeft die universiteit mij, dankzij een gewonnen beurs, een haven om te kunnen schrijven aan mijn boek over maskanda. Zou je niet denken, hè? Er is meer aan Wenen dan mozartballen en schnitzel, net zoals er meer aan KwaZulu-Natal is dan oorlogsdansen en slachtrituelen. 

De Universiteit van Wenen heeft een eerbiedwaardige (en daarmee ook problematische) traditie op het gebied van de bestudering van talen en muziek uit zuidelijk Afrika. Dus deze voormalige hoofdstad van het Habsburgse Rijk, het walhalla van de koffiehuizen, en het provinciale opportunistische kruispunt tussen Oost- en West-Europa tijdens de Koude Oorlog is de plek om over Zuid-Afrika na te denken. Het is maar dat je het weet.
En Wenen begroette mij in zijn volle stereotype splendour: met sneeuw op de eerbiedwaardige lanen, en op de ouderwetse trammetjes; met een ongelooflijk aardige Turkse taxichauffeur (de Turken liggen nu niet meer voor Wenen zoals in 1529 en 1683, maar ze wonen er gewoon) en met een kamer in een prachtig clasissistische hotel naast een van de vele kerken die er hier te vinden zijn. Op de site zie je het zolderraam links van het midden: dat is mijn kamer. 

Op het vliegveld kwam ik ook nog Micha Hamel tegen, die mij wel herkende en ik hem niet meteen--Eeeeks. Er gaat een nieuwe stuk van hem in premiere in Bratislava ter gelegenheid van het Nederlandse EU-voorzitterschap. “Het is maar een uurtje rijden” zei Micha. Heel vreemd vond ik dat. Ik kan maar niet geloven dat Wenen een stuk oostelijker ligt dan Praag, en dat dat Gordijn weg is.

Vanuit mijn  zolderkamertje onder het dak van het hotel met uitzicht over de besneeuwde Donaustad bedacht ik dat ik mijn woonplaats-voor-10-weken eens ging verkennen. Ik heb enkele weken geleden al een prachtig appartement gevonden via AirBnB. De ruimte sprak me aan, ik reageerde erop en de eigenaar bleek een Duits schrijver en uitgever, en voormalig vluchteling uit Bulgarije te zijn, die opgegroeid was in Kenia en jarenlang in Zuid-Afrika had gewoond. Hij heeft het libretto geschreven voor een opera van een Zuid-Afrikaanse componist en hij kon een tijdje de VS niet in omdat hij de NSA kritisch onder de loep genomen had. Gek hè. Een woonhuis staat je aan en dat blijkt dan in bezit te zijn van iemand met wie je heel veel waarden deelt. Dat weet je niet van te voren. Of misschien ergens toch wel weer wel...

Dus gisteravond wandelde ik op mijn gemak door de knisperende vrieskou naar mijn toekomstige huis. Het is fijn om ergens te zijn waar je nog niet bent, maar toch al even kunt komen spieken. Ik liep langs winkels waar ik straks inkopen ga doen, langs tramhaltes waar ik straks op ga stappen, langs restaurantjes waarvan ik dankzij AirBnB-reviews al weet dat ze supergoed zijn.

Ik vond het appartement, met de naam van de NSA-kritische schrijver op het naambordje. Ik belde niet aan. Ik ben er immers nog niet. Een buurman ging het appartementencomplex binnen terwijl ik op de naambordjes tuurde. Hij lachte naar me. Mooie man. Ik lachte terug en liep door. Een rustig, art-nouveau-achtig straatje na een vijfsprong met een rammelend trammetje, een barok kerkje aan de overkant, krakende sneeuw onder mijn zolen. Helemaal goed. Op het restaurantje op de hoek ben ik een Riesenschnitzel gaan eten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten